Geïmplanteerde medisch apparaten
Om mogelijke storing van geïmplanteerde medisch
apparatuur zoals een pacemaker of een geïmplanteerde
defibrillator te voorkomen, raden fabrikanten van
medische apparatuur aan om draadloze apparaten altijd
op minimaal 15,3 centimeter afstand te houden. Personen
met dergelijke apparaten moeten met het volgende
rekening houden:
•
Houd het draadloze apparaat altijd op meer dan 15,3
centimeter afstand van het medische apparaat.
•
Draag het draadloze apparaat niet in een borstzak.
•
Houd het draadloze apparaat tegen het oor aan de
andere kant van het lichaam dan de kant waar het
medische apparaat zit.
•
Schakel het draadloze apparaat uit als er enige
reden is om te vermoeden dat er een storing
plaatsvindt.
•
Volg de instructies van de fabrikant van het
geïmplanteerde medische apparaat.
Als u vragen hebt over het gebruik van het draadloze
apparaat wanneer u een geïmplanteerd medisch apparaat
hebt, neemt u contact op met uw zorginstelling.
Opmerking: Het oppervlak van dit apparaat
bevat geen nikkel in de gemetalliseerde delen. Het
oppervlak van dit apparaat bevat roestvrij staal.