Codering
Selecteer
Menu
>
Bed. paneel
>
Gegev.beh.
>
Codering
.
U kunt het apparaat of de
geheugenkaart coderen, zodat anderen
geen toegang tot belangrijke gegevens
hebben.
Apparaatgeheugen en
geheugenkaart coderen
Als u het apparaatgeheugen wilt
coderen, selecteert u
Telefoongeheugen
.
Als u de geheugenkaart wilt coderen,
selecteert u
Geheugenkaart
en maakt
u een keuze uit de volgende opties:
Coder. zond. opsl. sleutel — De
geheugenkaart coderen zonder de
coderingssleutel op te slaan. Als u deze
optie selecteert, kunt u de
geheugenkaart niet in andere
apparaten gebruiken. Ook kunt u de
geheugenkaart niet decoderen als u de
fabrieksinstellingen terugzet.
Coderen en sleutel opslaan — De
geheugenkaart coderen en de sleutel
handmatig in de standaardmap
opslaan. Sla voor alle zekerheid de
sleutel ook op een veilige plaats buiten
het apparaat op. U kunt de sleutel
bijvoorbeeld naar de computer
verzenden. Voer een wachtwoord in
voor de sleutel en een naam voor het
sleutelbestand. Het wachtwoord mag
niet te kort en eenvoudig zijn.
Coderen met herstelde sleutel — De
geheugenkaart coderen én de
ontvangen sleutel op de kaart opslaan.
Selecteer het sleutelbestand en voer het
wachtwoord in.